
Eigen uitgave, Amsterdam 16 maart 1981
Alle Amsterdammers
kijken naar de grond.
Niet omdat zij droevig zijn
maar om de hondestront
Dit schreef Ad Leeflang in 1981 in zijn bundel Op m’n sloffen. Op een van de redactiebijeenkomsten (vergaderingen kan je het niet noemen) deelde Rob Stolk deze bundel uit. En droeg een aantal van de gedichten voor, zoals het geciteerde. Het had een oplage van vijftien exemplaren. Niet meer, maar ook niet minder. Ik moest er aan denken toen ik het decembernummer van Ons Amsterdam las met het artikel over hondenpoep van Rudolf Dekker.
Ad, in jongere jaren Adje, Leeflang leerde ik kennen toen ik in 1980 bij de redactie van De Tand des Tijds mocht aanschuiven. Ad was vanaf het begin medewerker. In januari 1977 werd hij lid van de redactie. Rob Stolk, die de spil van het blad was, kende Ad al vanaf 1968 na de opheffing van Provo. Ondanks het verdwijnen bleven de ex-provo´s zeer actief. Zo zien we Ad met Rob Stolk in juni 1969 een pand kraken in een van de drukste straten van Amsterdam, de Damstraat. Boven een bakkerij hadden zij drie etages bezet. Deze verdiepingen zouden opgenomen worden in een te bouwen hotel en dus onttrokken aan de woningmarkt. In het bijgeleverde pamflet worden Alle Amsterdammers opgeroepen “Laat van uw huis geen hotel maken. HEBT U GEEN HUIS, GA ER EEN KRAKEN. !!! Red een pandje, bezet een pandje.” Het pamflet is in zijn geheel te lezen in de necrologie van Ad door Tjebbe van Tijen. Eveneens in dit verhaal Ads rol in de Maagdenhuisbezetting in mei 1969. Ad en Rob waren al snel betrokken bij het drukken van de vele berichten en pamfletten op de huisdrukkerij van de Universiteit van Amsterdam. Rob was de drukker, Ad meer van de teksten. Ook was Ad aanwezig bij de ´raamonderhandelingen´ tussen Johan Middendorp en Ed van Thijn, toenmalig raadslid voor de PvdA en later burgemeester van Amsterdam. Naast Middendorp zien we een onbekende en Ad rechts, net toeschietend of op het punt staand te verdwijnen. Die foto heb ik zelf al een keer in een blog over Ed ´eens een lakei´ van Thijn opgenomen zonder in de gaten te hebben dat Ad eveneens op de foto stond. Zoveel veranderd was hij nou ook weer niet toen ik hem tien jaar later ontmoette in de drukkerij van Rob Stolk aan de Quellijnstraat. Stolk beschreef zelf het adres in Ons Amsterdam van december 1994: “Daar, op 62 van de Quellijnstraat, zat een winkeltje met insteek (een klein opkamertje), een soutterain, plus een eerste verdieping met drie kamers. Een zee van ruimte dus.”
De Tand des Tijds. Ad heeft zelf de geschiedenis van het tijdschrift geschreven in Uitgelezen Boeken. Uitgelezen Boeken was een spinoff van De Tand, toen redacteur Jan de Jong voor zichzelf begon. Eén van de kenmerken van De Tand was het onregelmatig verschijnen onder het motto ‘het verschijnt als het uitkomt’. Uitgelezen Boeken heeft die onregelmatigheid verre overtroffen. In de bijna vijftig jaar van het bestaan zijn er twintig ‘jaargangen’ verschenen. Over zijn eigen stukken schreef Ad niets bijzonders, terwijl ze dat wel waren. Pas vanaf de 32ste editie (1981) signeerde Ad zijn stukken. Het eerste ondertekende artikel was langer dan die hij ervoor anoniem schreef: ‘Berlage knapt af’. De architect Hein Berlage was lid van de Amsterdamse stedelijke commissie geworden om te bezien of het huidige ‘Paleis op de Dam’, dat zijn leven als stadhuis begonnen was, geschikt was voor het Amsterdamse Gemeentehuis. De commissie met andere zwaargewichten als de historicus H. Brugmans en mede-architect Pierre Cuypers was positief over de mogelijkheid om Het Stadhuis weer Het Stadhuis te laten zijn. Het stadsbestuur had andere gedachten en verdraaide het advies van de commissie. Hevig verontwaardigd nam Berlage ontslag. Ad had zich goed gedocumenteerd en leverde een fraai achtergrondverhaal. Rond 1980 was er veel gedoe over de in 1986 geopende Stopera. Ik hoor nog Simon Vinkenoog op de Dam tijdens een voordracht eind jaren zeventig minutenlang zijn eenregelige gedicht ‘Het stadhuis staat op de Dam’ uitschreeuwen.

Ad Leeflang in 1969 en 2016. Bron: Tjebbe van Tijen.
Andere bijdrages van Ad waren ‘Costa Rica’, ‘De Boekenkast in oorlogstijd’, ‘Wereldpolitiek: vol-continue bedrijf’ en in het laatste nummer zelfs drie artikelen: ‘Einsteins profetie’, ‘Doordenker’ en ‘Intellectuele werkelozen opgelet’. In het laatst genoemde citeerde Ad het tijdschrift Actie en Daad, dat voorstellen deed om werklozen, in dit geval intellectuelen, aan ideeën voor werk te helpen: met bovenaan de lijst het ‘catalogiseren van privé-bibliotheken’. Bekijk de andere suggesties, ook voor huidige werkzoekenden handig.
Op redactievergaderingen op maandagavond – ik denk om de week – in de Quellijnstraat 62 en later Gerard Doustraat 16, was Ad naast de flamboyante Steef Davidson, de nog steeds ludieke Rob Stolk, de geanimeerde Jacques Giele en rustig tekenende Thomas Koolhaas de redelijkheid zelve. De avond eindigde vrijwel altijd in een nabijgelegen pub, waar de persoonlijke verhalen de boventoon voerden.
Behalve het gedicht The Amsterdam Shuffle heeft Op m’n sloffen veertien korte gedichten, aforismen, uitroepen of hoe je ook wilt noemen. Bij voorbeeld:
TOEKOMST WEG VOOR GISTEREN
Vandaag
na eerder
was nog niet terug
Toen weer beweging
is nog niet later
iets vooruit straks
gaat morgen worden
Tegenwoordig
weer vroeger
Nu
eens
zijn
Wel godverdomme!
Dit zijn geen rechte
spijkers
maar kromme!
[En het refrein van de ‘vloekblues van een autofoob’]
Als je sterft op de snelweg
Sterven op de snelweg
Als je sterft op de snelweg
Ben je wel heel snel weg
The Amsterdam Shuffle heb ik vaak voorgedragen aan mijn kinderen. Zij kunnen het doorgeven en vertalen aan hun kinderen in Londen, Ferrara en Den Haag. Tegenwoordig kijken ´Alle Amsterdammers´ nog steeds naar de grond. Of liever richting de bodem. Onderweg verhindert het beeldscherm contact met de aarde. We gaan vooruit, geen uitglijders meer, maar gewone struikelpartijen.
In herinnering aan Ad Leeflang (1950-2018), die ik in een mooie tijd heb meegemaakt.
Recente reacties