Eén van de grote teleurstellingen in de geschiedenis van de internationale socialistische beweging was ‘zomer 1914’. Toen stemden alle Europese socialistische partijen voor oorlogskredieten van hun eigen land in plaats van die uitgaves te torpederen en de wereldoorlog onmogelijk te maken. De meeste socialisten, ook die in Nederland van links zoals Herman Gorter tot rechts zoals Henri van Kol, leefden in de verwachting dat socialisten de oorlog zouden tegenhouden. De leden van de Tweede Socialistische Internationale hadden in een demonstratieve conferentie eind november 1912 in Bazel laten blijken dat zij eensgezind een oorlog zouden afwenden. Zij namen een Manifest aan, dat aan duidelijkheid niets te wensen overliet: alles diende in actie te komen om oorlog te voorkomen: een vredesinitiatief. De fine fleur van de internationale socialisten sprak er: Clara Zetkin, Eduard Anseele Jean Jaurès, August Bebel en Victor Adler. De te radicale Gorter mocht niet spreken: Troelstra wel, die zei dat het Nederlandse proletariaat zijn plicht zou doen bij het begin van een oorlog,
We weten hoe het afliep. Het manifest werd, toen het er op aan kwam, niet uitgevoerd. De Vredes Engel streek in juli 1914 met haar bevrijdende boodschap niet neer bij de socialisten van de Tweede Socialistische Internationale! In zekere zin bereikte ze wel de verschillende nationaliteiten met tegendraadse resultaten. De Socialistische Internationale viel uiteen, velen lieten het leven in de Eerste Wereldoorlog en de grote autoritaire rijken met gemêleerde samenstelling verdwenen van de aardbodem. Sindsdien is de opmars van nationale staten nog altijd gaande. Van de 22 staten met de drie grote keizerrijken in Europa rond 1900, hebben we nu er nu 55. En die stroom rijst al meer en meer! Joegoslavië is reeds verdeeld, welke naties zullen volgen: Spanje, België, Schotland?
Exemplarisch voor het vredesoptimisme en de overschatte kracht is Van Kols bijdrage in het Nederlandse parlement in het voorjaar van 1914. Hij was zelf nogal positief over het voortbestaan van de vrede. Hij schreef aan zijn bankier dat de vrede nog lang zou blijven. Zijn verwachtingen van zijn persoonlijk ingrijpen en interventies van de gehele socialistische beweging waren groot. In het begin van het jaar 1914, toen de spanningen al opgelopen waren, maar niemand nog een oorlog verwachtte, had Van Kol in de Eerste Kamer gepleit om geen geld aan de uitbreiding van de marine te spenderen, hij beschouwde het als roekeloze geldverspilling. Vooral omdat bij uitbreken van de oorlog de ‘arbeiders van alle landen in verzet zouden komen’. De minister van Marine J.J. Rambonnet bestreed deze bewering: “Dat zou misschien het geval zijn als de georganiseerde arbeiders marionetten waren, en wanneer de geachte afgevaardigde de koorden van hun bewegingsorganen in handen had. Maar zoo is de toestand inderdaad niet.” Hij noemde als voorbeeld de Balkanoorlog van 1912, die ingegeven was door de “drang der balkan-volkeren om zich te ontworstelen aan het Turksche juk.” Van Kol repliceerde dat het kapitalisme de pers gebruikt het chauvinisme aan te wakkeren, een oud samenzweringsidee, een theorie kan je het nauwelijks noemen. Ook vijf jaar later wilde Van Kol op basis van positieve en niet uitgekomen verwachtingen wijziging van overheidsbeleid. Tijdens de behandeling van de oorlogsbegroting in het voorjaar van 1919 stelde hij voor om die begroting te verminderen omdat de aanstaande Volkenbond nationale bewapening overbodig zou maken.
Maar inderdaad: alle ingezeten, waaronder de Duitsers en de Fransen (de primaire oorlogvoerende naties) volgden hun nationale gevoelens, hun vaderlandse sentimenten. En ze volgden niet de socialistische leiders. Die hadden dezelfde nationale sentimenten, die zij zo dapper twee jaar daarvoor hadden afgekeurd. Troelstra vond dat de nationale gedachte belangrijker was dan de nationale geschillen, Van Kol wilde als soldaat zijn nationale plicht vervullen en Gorter hoopte op de revolutie. Van Kol had al in 1898 geschreven dat “hoe het zij, wij moeten in dat geval (invasie, mb) ons eigen volksbestaan verdedigen, zoowel de rijken als de armen.” Troelstra was pas zo ver na de invasie van de Duitse, keizerlijke legers.
Het Nederlandse leger was in 1914 overigens niet in goede staat. Dus aanvulling was nodig. Minister van Marine Rambonnet wilde een nieuw soort kruiser, de Dreadnought, bestellen. Het is er niet van gekomen en het was ook niet nodig, niet vanwege het voortbestaan van de vrede, maar doordat Nederland niet aangevallen werd. De Nederlandse marine liep achter bij de andere Europese en Amerikaanse vloten. Een moderne dreadnought is er nooit gekomen, wel een aantal kleinere kruisers vanaf de jaren dertig. En een vliegdekschip pas na de Tweede Wereldoorlog. Een vergelijking met de situatie in de zeventiende eeuw, toen de Republiek de grootste en modernste vloot bezat, laat zien dat Nederland een kleine speler was geworden ondanks het bezit van de nogal grote kolonie in Azië.
Socialisten waren te veel bevangen door hun ideologie. Zij rekenden alvast het in de toekomst verwachte resultaat van vrede in. Dit in tegenstelling tot Bertha von Suttner en Norman Angell, die hun vredesvisie door middel van brochures (het beroemde ´De Wapens Neder´ en minder bekende ´Europe’s Optical Illusion´ ) en conferenties (De Vredesconferentie van 1899 te Den Haag) de wereld in slingerden. Ik zou zeggen: liever een Visie dan een Ideologie. Maar aan de andere kant: ik heb zelden zo gelachen boven een krant.
Recente reacties