De observatie van Adam Smith dat een ‘onzichtbare hand’ bij een vrije markt als het ware de economische processen stuurt en als vanzelfsprekend een welvaartsgroei doet ontstaan heeft in de loop der tijden vele reacties opgeleverd. Positieve en negatieve.
Socialisten vinden in het algemeen dat achter de onzichtbare hand de kapitalistische boeven schuilgaan. Huidige liberalen willen absolute vrijheid op de markt. Zelden gaat men te rade bij Smith zelf anders dan een spreekwoordelijke verwijzing. En dat is jammer, want hij liet zien dat er voorwaarden waren en zijn aan de welvaartsbevorderende vrije markt. Er mag in zijn visie geen dominante speler op de markt zijn, eerder een veelvoud van kleine spelers. Zij beconcurreren elkaar. Loopt dat uit de hand, dan zal de onafhankelijke overheid maatregelen ter correctie nemen. Smith maakte zich zorgen over de amoraliteit in zijn tijd en vond dat moreel gedrag bij marktpartijen hoorde.
Ik heb deze analyse van Smith uit het boek De onzichtbare hand van Bas van Bavel. In plaats van economische theorieën kijkt hij naar wat er nu werkelijk gebeurde in het verleden, in die gebieden waar markten overheersten. Op vele plekken in de wereld hebben deze markteconomieën bestaan. Van Bavel noemt er velen: China (400-200 voor Christus), Italië (200-400 AD), Attica (400 v. Chr.), maar beschrijft en analyseert slechts die economieën, waar data van bestaan. En dat zijn: Noord-Italië, Vlaanderen en Holland en Londen en New York. Daar zijn uitgebreide data bewaard gebleven. Evenals van de bloeiperiode in Irak van 600 tot het jaar1000.
Ik doe het boek geen recht door direct naar de conclusies te springen en slechts een voorbeeld kort te noemen van zo’n markteconomie, de Nederlanden van 1100 tot 1800. Die analyse van Van Bavel is alleszins de moeite waard. De traditionele analyse is dat de economische groei te danken is aan de opkomst van de markten. Dat is volgens Van Bavel slechts een deel van het verhaal. Immers: die markten kwamen eerder tot stand door de organisatie van brede lagen van de bevolking. Het grootste effect van die open markten vond in de Nederlanden plaats in de laatmiddeleeuwse periode. Na 1650 waren de hoogtijdagen al weer voorbij. Van Bavel legt veel nadruk op de (zelf)organisatie van de bevolking. Een citaat: “De opkomst van dit soort organisaties [van zelfstandige producenten] in de elfde tot de dertiende eeuw valt alleen te begrijpen in samenhang met de gelijktijdige groei van van goederenmarkten, die in de Nederlanden zeer uitgesproken was. Beide ontwikkelingen versterkten elkaar.” (p. 219) Hij ziet ook bekende gebeurtenissen als de opstand van de Kennemers (1274) in het verband van de verwerving van economische vrijheid tegenover de graven. Zo’n opstand is bij hem van groter belang dan bij de traditionele geschiedschrijving: “Deze zelforganisaties speelden ook nog een andere rol met betrekking tot de markten: ze bestreden de negatieve gevolgen van de verdeling via die markten. (…) deze zelforganisaties vormden een tegenwicht voor de elites bij het beperken van de institutionele regels van de marktwerking.” (p.220). Meer over in dit boek behandelde onderwerpen (en nog veel meer) vind je op de site 4eco.
Van Bavel beschrijft niet alleen de voorwaarden voor de opgang van markteconomieën, maar ook de neergang van de cyclus, die in alle historische voorbeelden plaatsvond. Door de enorme welvaart komen krachten vrij die leiden tot een financiële en bestuurlijke oligarchie. Sommigen verrijken zich, grijpen de macht en met hun geld onderdrukken ze de stedelingen, de producenten en de boeren. Deze nieuwe machthebbers investeerden te weinig in de Nederlandse economie, maar wel in buitenlandse en in de culturele sector. De Gouden Eeuw is in feite de zwanenzang van het het economische wonder van De Nederlanden. Conclusie is, dat de vrije markteconomieën alleen voor iedereen functioneren als de producenten, de kapitaalbezitters, de landeigenaren en de politici goed georganiseerd zijn en elkaar in evenwicht houden. In de opgangsfase groeien de economie en de welvaart. In de laatste fase stagneren de investeringen, daalt het inkomen van de gewone man en stijgt het inkomen van enkelingen naar eenzame hoogten.
Een vergelijking van de eindfase van de Hollandse Republiek met de huidige ontwikkelingen is evident. Het Finanz-Kapital heeft de macht overgenomen, regeringen (Thatcher, Reagan, Clinton en Rutte) geven hen de vrije hand en de factor arbeid organiseert zich minder en minder. De voorwaarden van Adam Smith voor een vrijemarkteconomie zijn geschonden. Hoe nu verder? In de historische voorbeelden is het niet te voorkomen dat het einde van de sociaal-economische welvaart nadert. Jort Kelder vroeg het Van Bakel in diens programma Dr. Kelder. Het was een gedenkwaardige uitzending: Van Bavel vertelde veel over een ander boek, liet zich nauwelijks onderbreken door Kelder. Vanaf 12:25 heeft Van Bakel het over de ongelijke belastingtarieven. Om die tegen te gaan zei hij met de nodige reserves: organiseert u! Zou daarmee de onzichtbare hand geopenbaard zijn en heet die organisatie?
Recente reacties