Sinds ik een cursus biografie met plezier volg, heb ik met veel biografieën kennis gemaakt. En een aantal gelezen. Van John F. Kennedy dacht ik veel te weten, maar Nigel Hamilton schreef een spetterende biografie van het leven van de jonge Kennedy. In dezelfde tijd dat ik die biografie las, ontving ik van Bart de Cort een biografie van de radencommunist Rinus Pelgrom. Een groter tegenstelling is niet mogelijk. JFK in het centrum van de macht, Pelgrom in de marge. Van Kennedy overvloedig bronnenmateriaal, van Pelgrom bijna geen egodocumenten.
Hamilton schreef in 1992 JFK. Life and Death of an American President.Volume One: Wreckless Youth. Hij heeft een intrigerende biografie geschreven over de jongelingsjaren van de in 1963 vermoorde president John Fitzgerald Kennedy. De analyse van Hamilton spitst zich toe op de politieke verwijdering van zijn xenofobe, halffascistische vader Joe. Bijna eigenhandig onttrok John zich aan de uiterst rechtse familieideologie. En dat was nieuw. Het liberale beleid van John als president stond in scherp contrast met de ideeën van zijn vader. Hamilton prikt de mythe van de eenheid van vader en zoon door. En vooral: John Kennedy deed het zelf.
Voor de oorlog had John tweemaal Europa doorkruist en kennis genomen van de verschillende culturen van dat werelddeel. Op Harvard maakte hij kennis met docenten en professoren van verschillende politieke richtingen. Hij ontwikkelt zich daardoor tot een schrijver die de tijdgeest becommentarieert en rake analyses maakt van de politieke en sociale situatie in de wereld. Zijn boek Why England slept uit 1940 maakte in de VS en Engeland een enorme indruk. Door het overlijden van zijn broer Joe werd John de presidentskandidaat en konden historici zijn presidentschap als het spreekwoordelijke Camelot afschilderen. Een saillant detail in deze biografie is Berlijn 1945. President Truman overlegde met generaal Dwight Eisenhower over de onderhandelingen met de Sovjet Russen. Als vanzelfsprekend was John erbij: in de puinhopen van Berlijn waren drie opeenvolgende presidenten aanwezig.
Rinus Pelgrom heeft minder gereisd. Zijn leven was eveneens een aaneenschakeling van activiteiten. De Cort beschrijft Pelgrom (1902 – 1970) als revolutionair en radencommunist: Rinus Pelgrom. 1902-1970. Het leven van een beroepsrevolutionair of het belang van directe actie. Geboren in 1902 was Rinus er snel bij als lid van De Zaaier, een communistische organisatie waarvan de weinige leden vooral revolutionaire liederen zongen. En verder: “gecolporteerd, gekalkt, actie gevoerd, vergaderd en gediscussieerd moest er worden”, schrijft De Cort. Over die begintijd zijn geen documenten beschikbaar, maar door vergelijkbare bronnen te gebruiken weet Bart een mooi beeld te schetsen van de jonge Rinus. Op twintigjarige leeftijd ging Rinus als matroos mee op een Russisch schip. Het is dan 1923. De bemanning werd onthaald in Lissabon door revolutionaire kameraden en in Odessa mocht hij gewapend rond lopen. We weten van die feiten.omdat Rinus een bericht stuurde naar zijn vakbondsblad, Het Transportbedrijf.
Voor de Tweede Wereldoorlog doorliep Rinus de gebruikelijke gang door bijna alle revolutionaire organisaties. Maar het voeren van ongebruikelijk mooie acties kon hij wel. Hij kreeg van de gemeente geen steun, dus zorgde hij zelf voor een copieus maal, dat hij besteld had bij het duurste visrestaurant. Bij de bezorging liet hij de rekening sturen naar de toenmalige sociale dienst. Sinds 1928 leefde het gezin met tien kinderen van de bijstand, huur en gas en electra werden niet betaald. Dan verhuisden ze noodgedwongen naar een volgend adres. Op die manier kon Rinus ‘beroepsrevolutionair’ worden. In feite bleef hij dat tot aan zijn dood in 1970.
In de Tweede Wereldoorlog was Rinus een van de vele Nederlanders die onderduikers opnam. Volgens mede-revolutionair Sal Santen heeft Pelgrom wel 500 Joden van steun en/of onderdak voorzien. De Cort somt een aantal van hen op. Het zijn de mensen van wie hij de namen en de achtergrond heeft kunnen achterhalen. Pelgrom werkte voor de onderduik samen met voornamelijk linkse verzetsmensen. Het was een hele professionele organisatie om zoveel mensen te ondersteunen. Minder professioneel ging het toe met de bewaking. In de panden aan de Kloverniersburgwal 91 en op de Nieuwe Herengracht 35 was het voor de jodenjagers eenvoudig om binnen te dringen en de onderduikers te arresteren. Rinus ontsnapte en bleef zijn verzetswerk doen. Na de oorlog zien we hem terug in acties voor een Vrij Indonesië en tegen het Griekse kolonelsregime. Hij had allerlei kortlopende scharrelbaantjes, zoals bij een antiquariaat en vertaalbureau.
Beide biografieën heb ik met veel plezier gelezen. Meest opvallende overeenkomst tussen JFK en Pelgrom: het grote kindertal. Rinus versloeg JFK met tien tegen vier kinderen.
Recente reacties