+31203417896 buschges@bart.nl

Aankondiging van de De Volkstribuun

De eerste uitgave

 

Provo was vooral een Amsterdamse beweging. Tegen deze vaststelling staat dat Provo-leden Roel van Duijn en Rob Stolk geen Amsterdammer waren, Luud Schimmelpennik en Robert Japer Grootveld waren wel geboren en getogen Amsterdammers. Minder bekend is dat in de negentiende eeuw ook al een soort provo-achtige actie geweest was. En wel in Amsterdam. Dat gegeven versterkt de Amsterdamse claim weer wel.

Wat was er aan de hand?
In september 1882 brachten twee studenten een radicaal nieuw tijdschrift uit: De Volkstribuun. Weekblad voor Iedereen. Het was een sensatie. Het was volgens eigen zeggen niet socialistisch, hoewel zij algemeen stemrecht propageerden, in die tijd toch vooral een socialistisch idee. In het eerste nummer gaven de beide initiatiefnemers P. Leendertz en K. Keen hun visitekaartje af: “Een volkstribuun was iemand, die waakte voor de rechten en eischen van het volk. En schoon dit blad steun zoekt bij alle standen, zal het een blad zijn voor de vele die nog onmondig zijn volgens de wet.” Verder bevatte ‘Ons Program’ een allegaartje van onderwerpen, verzoeken om steun en zinnen als “Dit blad zal bevatten Staatkundig overzicht, Feuilleton, Allerlei enz.”

In het tweede nummer hadden zij in een soort korte redactieverklaring vragen beantwoord, naar aanleiding van de vele commentaren op hun eerste nummer: Toen kwam de aap uit de mouw: “Wij eischen algemeen stemrecht voor een ieder als Burger of burgeres van den Staat. (…) Wij blijven er bij, dat aan de Sociaal-Democratie de toekomst is, dat dit beginsel goed toegepast in staat is, de maatschappij zoo te maken als ze behoort te zijn.” Binnen een week was hun roem gevestigd. In Amsterdam snelden studenten naar de verkooppunten om te kijken of het nog even socialistisch-rood was. Misschien niet socialistisch in ieder geval wel sociaalvoelend en voor machthebbers en instituties om geweerd te worden. Het blad werd in het Amsterdamse Leesmuseum van de leestafel weggehaald. Hoe liberaal, was het commentaar van F. Domela Nieuwenhuis.

In de editie van 23 september 1882 verscheen een artikel met als titel ‘Een paar cijfers’. In dat artikel heeft redacteur Leendertz gegevens uit Christendom en Socialisme van Henri van Kol (onder zijn pseudoniem Rienzi)  geciteerd, die de slechte situatie van het lagere volk beschreven. Bijvoorbeeld de verschillende levensverwachting van hogere en lagere standen. De recensent beschouwde het boek als zeer lezenswaardig: “De lof, dien Domela Nieuwenhuis gaf aan dit boek van Rienzi is ten volle verdiend.” Leendertz jr., was evenals Domela negatief over de mogelijkheid van een samengaan van socialisten en gelovigen. Zijn conclusie: “Nietwaar, beter dan ellenlange redeneeringen bewijzen deze cijfers dat er veel onrecht is in de maatschappij. Liefde en leed zijn niet eerlijk verdeeld. De arme standen lijden.” Opvallend (hoor en wederhoor) is dat Leendertz twee studenten gevraagd heeft wat zij er van vonden. Die twee hadden een andere relatie met de werkelijkheid dan de auteur: “‘Wel neen; de arbeiders hebben het tamelijk goed, men vleit en viert dat volk veel te veel’” en woorden van gelijke strekking.

Even schitteren!
Dat het agenderen van deze onderwerpen voor velen een stap te ver was, blijkt uit de vele negatieve reacties in kranten en tijdschriften. Zo schamperde de hoofdredacteur van de Tilburgsche Courant: “Die heeren gaan meehelpen aan de bevordering van de vooruitgang, de vermeerdering der beschaving. Deze bestaat in ’t streven naar algemeen stemrecht, opruiing van den werkman tegen de hoogere standen, spot met God en godsdienst, geraffineerde haat tegen het Christendom.”.

Het derde nummer kwam met een week vertraging uit, op 7 oktober en was ook het laatste hoewel de redactie nog op een optimistische toon een korting aanbood voor abonnees die drie maanden wilden intekenen. Er ging een zucht van verlichting door Nederland. Op 3 november kon de Tijd-redacteur schrijven: de Volkstribuun, “dat door studenten van de universiteit opgericht en geschreven werd en een geur van socialisme verspreidde, is ad patres.” Geen eeuwige roem voor Leendertz en Keen. De Volkstribuun is vergeten, ondanks dat er na 1882 vele Volkstribunen uitgebracht zijn, zoals die van de Limburger W.H. Vliegen na 1890, toch maar acht jaar later.

Wat is er van de twee redacteuren geworden? Keen is vroeg overleden. Hoofdredacteur Pieter Leendertz. Jr. (1860 – 1936) nam zijn studie Nederlands weer op, werd leraar aan middelbare scholen, publiceerde over de geschiedenis van de Nederlandse literatuur, gaf bronnen uit van middeleeuwse letterkunde en sprak niet meer over de Volkstribuun. En niet onbelangrijk: hij trouwde met Elizabeth Keen, de zus van zijn mederedacteur. Er is geen foto van hem in de vele bewaard gebleven stukken op DBNL (Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren). Zou hij nog gedacht hebben aan De Volkstribuun toen hij meewerkte aan een publicatie van liederen van geuzen, even opstandig als hij in 1882, maar eventjes, geweest was?