+31203417896 buschges@bart.nl

Zoals socialisten de revolutie zagen

Deel zes van de artikelen van Jacques Giele over stakingen en vakbeweging 1878-1890 is gereed. Artikelen voor deel zeven liggen klaar. Eén van die artikelen is een verhaal over Domela Nieuwenhuis in het blad Provo. Giele schrijft daar dat Domela verwachtte dat de revolutie zou uitbreken in de winter van 1886/1887: “In de NEW YORK HARALD van 31 juli 1886 staat een interview met D.N. waarin deze verklaart, dat de revolutie de komende winter zal losbarsten en dat de regering in enkele weken tijds omver geworpen zal worden.” Hè, dacht ik, dat heb ik anders begrepen van de laatste biograaf, Jan-Willem Stutje. En inderdaad op pagina 110 schrijft Stutje dat Domela op de rem van de revolutietrein stond.

31 Juli 1886. Het palingoproer is zojuist vakkundig neergeslagen door Nederlandse militairen. Twee maanden daarvoor was er de eveneens tot de verbeelding sprekende en ook neergeslagen Haymarket Riot in Chicago. Genoeg reden voor een Amerikaanse journalist om met Domela te spreken en de Amerikaanse burgers voor te lichten over de gebeurtenissen in Amsterdam. De journalist is aanwezig bij de begrafenissen van de slachtoffers van het geweld en noteert en passant dat zij verwanten hebben in New York (Leonard van Dijk)) en Pennsylvania (Johannes Pijn). Er is nog meer interessants aan zijn verslag, maar wat hier voor ons van belang is, is zijn gesprek met Domela. Hij introduceert Domela als de ‘most prominent man in Holland today’, die is ‘destined to play a most important role in the crisis which Holland is about to undergo’. En even verderop: ‘He is highly educated, and is believed to hold the destiny of the country in his hands.’

Wat zijn Domela’s ideeën over de mogelijkheden van een revolutie? Op de vraag of er op 2 augustus (de verjaardag van koningin Emma) een revolte komt antwoordt Domela: “No. All is quiet at present. But there will be stormy times this winter, when the people are pushed by intense misery into action.” Een duidelijke verwachting. Het interview krijgt dan voor ons hedendaagse Nederlanders een vreemde wending. Domela vergeleek de Nederlandse machthebbers met de Spaanse hertog Alva. Bij Alva ging om de belastingen voor de Spaanse schatkist, bij de Nederlanders ging het om investeringen in het buitenland. En op de wat verbaasde vraag van de correspondent somt Domela de landen op waar de Hollandse kapitalisten investeerden: Java, Sumatra en Amerikaanse spoorwegen. Hij wist precies welke de maatschappijen waren in de VS en op Java, waar hij in de koffieplantage Kajoemaas 30.000 gulden had geïnvesteerd.

Het interview gaat verder:
“Correspondent ‘In what American securities do they invest?’
Nieuwenhuis ‘Illinois Central, Chicago, Milwallkee & St. Paul and Union Pacific’
Correspondent ‘When will this revolution occur?’
Answer ‘This winter, probably.'”

En hoewel er niet staat ‘in enkele weken tijds omver geworpen zal worden’, zoals Giele schrijft, is het wel duidelijk dat Domela in de zomer van 1886 verwachtte dat de revolutie zou uitbreken. Domela zelf ontkende in Recht voor Allen van 1 september 1886 dat hij gezegd zou hebben dat de revolutie in de winter zou plaatsvinden, want: “Ware dit zijn meening, hij zou het niet gezegd hebben in ’t openbaar, maar dit is door den korrespondent verkeerd begrepen. De revolutie zal komen als een dief in den nacht.” Hier verspreekt Domela zich: als hij het niet gezegd heeft, dan kan de correspondent het niet verkeerd hebben begrepen. In een vertrouwelijke sfeer ontglipte Domela blijkbaar het R-woord.

Wat is de argumentatie van Stutje om te schrijven dat Domela aan de rem hing. Op de al genoemde bladzijde staat de opmerking van Domela over de revolutie in de winter van 1886/1887 ingeklemd tussen twee vermeldingen van Domela in brieven aan (en van) Friedrich Engels en aan Eduard Bernstein dat hij voorzichtig zal zijn met de revolutie en dat opbouw van de organisatie prioriteit heeft. Het leek me overtuigend bij eerste lezing, maar pas toen ik beide brieven bekeek via de website van het IISG zag ik dat de brieven in 1885 geschreven waren en dus geen reactie waren op de gebeurtenissen in de zomer van 1886. Logischerwijs kunnen deze brieven geen reden zijn om de revolutionaire ideeën van Domela in 1886 af te zwakken.

Giele heeft dus meer gelijk dan Stutje.